zondag 1 juli 2012

Het Existentiële Vacuüm


Frankl stelt dat het begrijpelijk is dat het existentiële vacuüm wijdverspreid is in de twintigste eeuw. Hij stelt hierbij de hypothese dat dit het gevolg is van een tweevoudig verlies dat de mens heeft geleden sinds dat hij wezenlijk in de wereld is geplaatst. Door zijn evolutie naar een wezen dat kan computeren moet de mens telkens opnieuw zijn keuze bepalen.

Gedurende recentelijke ontwikkeling heeft de mens nog een ander verlies geleden. Lang behouden tradities die het gedrag gevormd hadden werden in hoog tempo afgebroken. Door de absentie van driftmatige stimulatie en de gedragsregels van traditie weet hij zelf niet meer wat zijn verlangens
zijn. De vervanging voor het vervullen van betekenis uit zich in conformisme (doen zoals anderen) en totalitarisme (doen wat anderen van hem verlangen).

Victor FranklOnderzoek op Frankl’s neurologische afdeling te Wenen heeft aangetoond dat 55% van de ondervraagden in bepaalde mate in een existentieel vacuüm verkeerde. Meer dan de helft van de ondervraagden beschouwden het leven dus als zinloos. Verveling bleek voornamelijk het signaal te zijn voor dit existentieel vacuüm. Frankl refereert hierbij aan Schopenhauer ’s postulaat dat de mens gedoemd is te schommelen tussen twee uitersten: Smart en verveling. Tegenwoordig wordt
een groter percentage van psychiatrische problemen beïnvloed door verveling dan door smart, aldus Frankl. De groeiende automatisering zal voor de gemiddelde arbeider voor steeds meer vrije tijd zorgen. Spijtig genoeg weten de meeste mensen niet hoe al deze vrije tijd ingevuld kan worden. De ernst van de vervelings-problematiek neemt hierdoor alleen maar toe. Frankl spreekt hierbij van de “Zondagsneurose”, waarbij de realisatie dat de drukke werkweek ten einde is gekomen zorgt voor de gewaarwording van innerlijke leegte. Waarbij zelfmoord in sommige gevallen veroorzaakt zou kunnen worden de existentieel vacuüm, geld dit voor alcoholisme en jeugdmisdadigheid in alle gevallen. Gepensioneerden vallen eveneens ten prooi aan het existentieel vacuüm. De frustratie van de wil-tot-betekenis gaat gepaard met maskering. Het verlangen tot het vervullen van betekenis kan gesurogeert worden door het verlangen naar macht wat zelfs kan uitmonden naar de meest primitiefste vorm hiervan: het verlangen naar geld. In andere gevallen word de wil-tot-betekenis
gefrustreerd tot de wil-tot-lust. Existentiële frustratie kan daarom ook eindigen in seksuele frustratie.

Het verschil met Frankl en de stellingen van Freud verschillen op dit vlak van elkaar: Waarbij Freud seksuele frustratie beziet als een oorzaak, beziet Logotherapie dit als een gevolg. Het libido zou dan een dominante rol spelen binnen het existentiële vacuüm. Frankl observeert een ontwikkelingsparallel in neurotische patiënten die bestaat uit terugkoppelingsmechanismen en vicieuze-cirkelformaties. Telkens blijkt dat snel ontwikkelde neurotische symptomen zijn doorgedrongen tot het existentieel vacuüm. Noögenische neurosen zijn in dit geval absent. Desalniettemin zal de hulpverlener er niet in slagen zijn cliënten te helpen hun problemen te overwinnen als hij de psychotherapeutische hulpverlening niet vervangt door Logotherapie. De opvulling van het existentiële vacuüm kan instorting van de cliënt helpen voorkomen. Logotherapie beperkt zich dus niet enkel tot noögenische neurosen maar is ook een effectief middel bij psychogenische en somatogenische (pseudo-) neurosen. Frankl quoteert hierbij Magda B. Arnold:

“Iedere therapie moet, hoe beperkt ook, tevens Logotherapie zijn.”

Noö-Dynamiek


Frankl wil tot betekenis
Frankl zegt dat er eerder sprake zal zijn van intrinsieke turbulentie dan van evenwichtigheid van geest in de zoektocht naar betekenis. Het zijn zelfs soortgelijke frustraties die grote impact hebben op iemands geestelijk welzijn. Frankl stelt dat wanneer iemand zelfs in de meest nefaste leefsituaties verkeert hij toch de zekerheid kan blijven behouden dat zijn leven inhoud en betekenis heeft. Om dit gegeven te beargumenteren quoteert hij Nietzsche:
“Hij die een reden tot leven heeft kan vrijwel alle levensomstandigheden verdragen.”

Frankl beweert dat deze stelling van toepassing is op elke variant van psychotherapeutische hulpverlening. Onderzoek van psychiaters uit de Verenigde Staten naar gevangen in de (concentratie-)kampen van Duitsland, Japan en Korea die nog een bepaalde opdracht in hun leven moesten vervullen, wees uit dat zij die dit streven hadden een grotere kans op overleven maakten. Een voorbeeld uit Frankl’s eigen ervaring is dat zijn manuscript was geconfisqueerd. Het verlangen om dit manuscript te herschrijven heeft hem geholpen de kwellingen en ontberingen van het concentratiekamp te overleven. Frankl beschrijft vervolgens dat hij geveld werd door tyfus. In deze periode heeft hij op kleine vodjes papier vele aantekeningen gemaakt die hem van pas zouden komen voor het schrijven van zijn boek, ondanks dat hij niet zeker wist of hij bevrijd zou worden. Frankl geeft aan dat hij grote zekerheid heeft over het feit dat het reconstrueren van zijn manuscript hem inderdaad geholpen heeft een dreigende crisis (van betekenisloosheid) te voorkomen.

Kijkend naar deze dingen kan men logischerwijs stellen dat geestelijke gezondheid gebaseerd is op een bepaalde mate van de spanning tussen hetgeen men reeds heeft bereikt en hetgeen men nog moet voltooien. Dit kan ook vertaald worden naar de kloof tussen wat men is of nog moet worden. Deze spanning is onmisbaar voor het geestelijk welzijn omdat zij inherent is aan de mens. Frankl roept op om onze medemens uit te dagen tot het vervullen van een potentiële levensbetekenis. Hierdoor kan de wil-tot-betekenis (die in ons allen verkeert) geactiveerd worden. De notie dat een de primaire behoefte van het individu
het verlangen naar evenwicht of homeostase is, wordt door Frankl van de hand gewezen als een gevaarlijke misvatting. Het streven om een waardevol doel te bereiken in plaats van een spanningsloze toestand, is het werkelijke verlangen van de mens. Daarmee is de stimulans van een potentiële betekenis een belangrijkere doelstelling dan de afvoer van spanningen. Frankl omschrijft noödynamiek als de beweging tussen twee polen: aan de ene pool staat
de betekenis die er om vraagt vervult te worden, aan de andere pool de mens die dit waar dient te maken. Tussen beiden uiteinden heerst een polair spanningsveld. Opmerkelijk is dat Frankl stelt dat deze dynamiek juist sterker leeft bij neurotische personen en dit niet uitsluitend voorbehouden is aan mensen in normale omstandigheden. Ter illustratie van deze werking geeft Frankl een voorbeeld uit de bouwkunde: Om een vervallen boog te versterken moet het gewicht dat op de boog rust verzwaard worden, de losstaande delen
van de boog zijn dan sterker tegen elkaar gedrukt. Zo zou een hulpverlener eveneens niet terug moeten deinzen om de psychische last van zijn cliënten te vergroten doormiddel van heroriëntatie op het leven. Ten tijde van dat “De Zin Van Het Leven” gepubliceerd werd merkte Frankl al dat veel van zijn patiënten klaagden over de zinloosheid van hun bestaan.De gewaarwording van een betekenis die de moeite waard is om voor te leven en het gevoel van innerlijke leegte liet hen geen rust. Frankl benoemt dit het existentiële vacuüm.

Noögenische Neurosen


Binnen de traditionele psychoanalyse wordt veronderstelt dat neurosen onder meer zouden ontstaan door conflicten tussen stuwkrachten en driften. Noögenische neurosen ontstaan echter uit conflicten tussen verschillende waarden, morele conflicten of geestelijke problemen. Frankl stelt dat existentiële frustratie bij noögenische neurosen vaak een belangrijke rol speelt. Frankl geeft voor de hand liggend aan dat klassieke psychoanalyse
geen geschikte therapie is bij de behandeling van noögenische neurosen maar juist de Logotherapie die de moed heeft om door te dringen tot de geestelijke dimensie van het menselijk bestaan. Het Griekse woord Logos staat niet alleen voor betekenis, maar betekent ook geest. Het streven en de frustratie van het streven naar een zinvol bestaan worden in Logotherapie beiden benaderd in geestelijke termen (geestelijke dimensie). Frankl maakt duidelijk dat hij zich hierin distantieert van de klassieke psychoanalyse en geestelijke zaken
Logotherapie
niet herleid tot onbewuste bronnen en begrippen die uitsluitend gekoppeld zijn aan driften (driftmatige dimensie).



Frankl vervolgt zijn uitleg door te stipuleren dat een bepaalde hoeveelheid conflicten normaal is en zelfs gezond. Opmerkelijk is dat “lijden” binnen Logotherapie niet een pathologisch verschijnsel is. In plaats van een neurotisch symptoom kan het juist een menselijke prestatie vertegenwoordigen. Met name wanneer dit lijden voortkomt uit existentiële frustratie. Met stelligheid spreekt Frankl de vooronderstelling tegen dat de zoektocht naar de zin van het leven voortkomt uit of het gevolg is van een geestelijke stoornis. Existentiële frustratie hoeft niet pathologisch nog pathogeen van aard te zijn. Bezorgdheid en wanhoop over de zin van het leven zijn weliswaar geestelijke noden maar per definitie geestesziekten. Wanneer een hulpverlener geestelijke noden verwart met geestesziekten kan de cliënt als het ware nodeloos onder een berg verdovende middelen komen. Het symptoom wordt daarbij aangepakt, maar niet de oorzaak. De taak van de hulpverlener is zijn cliënten te faciliteren hun existentiële groei en ontwikkelingscrises helpen te boven te komen. Het doel van Logotherapie is cliënten bij te staan de zin van het
bestaan te ontdekken.

Logotherapie vertoont overeenkomsten met psychoanalyse voor
zover de verborgen logos aan cliënten kan worden getoond. Logotherapie beperkt zich echter niet tot enkel de driftmatige gegevens binnen het individueel onderbewuste, het werkveld van logotherapie omvat tevens geestelijke realiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan de zin van het individuele leven dat dient bewerkstelligt te worden alsook de wil tot
betekenis te behalen. Frankl stelt dat er in elke analyse gestreefd wordt de cliënt bewust te maken van evidente concrete verlangens die in het diepst van hem of haar leven. Deze intentie is er zelfs wanneer de analyse onvoldoende aansluit bij de geestelijke/noölogische aspecten. Een significant verschil tussen Logotherapie en psychoanalyse is dat de mens niet beschouwd wordt als een stimulus response organisme, maar als een entiteit voor wie het vervullen van betekenis en het leven naar waarden het hoogste doel is.

Existentiële Frustratie


Victor Frankl LogotherapieFrankl spreekt in zijn boek over de mogelijkheid dat de wil-tot-betekenis gefrustreerd kan worden. De logotherapie spreekt hier van “existentiële frustratie”.

Er zijn volgens Frankl 3 manieren waarop de term “existentieel” kan worden gebruikt:

1. Betrekking hebbende op het bestaan zelf, waarmee bedoeld wordt de specifiek
menselijke wijze van bestaan.
2. De betekenis of de zin van het bestaan.
3. Bezig zijn met het bereiken van een concrete betekenis, met andere woorden de: Wil-tot-betekenis.

Existentiële frustraties kunnen aanleiding geven tot neurosen. Anders dan psychogenische neurosen in de klassieke psychoanalyse spreken we binnen Logotherapeutische kaders over Noögenische neurosen. Het woord Noögenisch is afgeleid van het Griekse woord “noos” dat geest betekent. Noögenische neurosen spelen zich dus af in de spirituele dimensie van het bestaan en op alles wat verband heeft met de geestelijke kern van de menselijke persoonlijkheid. Frankl benadrukt dat deze in eerste instantie verwijst naar de specifiek
menselijke dimensie en wil met de definitie geen religieuze precedentie postuleren.

De mens heeft de Wil-Tot-Betekenis


Logotherapie
Voor Frankl is zingeving de primaire drijfveer van een mens, vandaar die uitdrukking wil-tot-betekenis. Betekenis niet primair te verstaan als ‘iets betekenen voor een ander’, maar als het geven van zin aan je eigen leven. Mensen worden niet gedreven tot moreel gedrag, maar getrokken. En ze hebben de vrijheid om er ja of nee tegen te zeggen. Een mens is niet een speelbal van actoren van buitenaf maar kan zelf kiezen. De menselijke keuze is rechtens het
geweten; vanwege een geliefde; aan zijn religie; het algemene belang ed. De omstandigheden zelf zijn niet de factoren die een mens in beweging brengen, maar de betekenis die hij daar aan verleent is de motivatie. De therapeut helpt zoeken, en nodigt uit tot levenszin. Het wezenlijke doel van het menselijk bestaan is volgens hem niet zelfverwerkelijking, maar zelf - transcendentie (zich richten op een doel buiten jezelf).


Viktor Frankl vertelt zijn eigen ervaringen als overlevende van het concentratiekamp en hij
geeft als psychiater ons de volgende voorname les die hij geleerd heeft na drie jaar te zijn verbleven in de concentratiekampen:
“Los van al het andere: zij die in staat waren te overleven in de kampen, waren zij die gericht waren op de toekomst, op een taak, op een persoon, wachtende op hen in de toekomst,richting een betekenis die vervuld moest worden in de toekomst.”

Daarnaast is logotherapie het resultaat van Frankl zijn eigen ideeën die niet allemaal noodzakelijkerwijs gekoppeld zijn aan zijn ervaringen in het concentratiekamp of de zin van het leven. Over zijn boek zegt hij ‘I want simply to convey to the reader by way of concrete examples that life holds a potential meaning under any conditions, even the most miserable ones.’

Verschillen binnen de Weense Scholen


Anders dan bij Freud en Adler, de stamvaders van genoemde Weense scholen voor
psychotherapie, bestaat het bewustzijn bij Frankl niet louter op grond van biologische en psychosociale dimensies, maar is deze van een hogere orde. Frankl spreekt vanuit de existentiële dimensie over de geestelijke persoon. De mens is meer dan een sociaal zoogdier dat bepaald wordt door zijn instincten. Frankl stelt zichzelf de vraag: wat maakt de mens nu
tot mens? Frankl stelt:‘In plaats dat de mens zich identificeert met zijn driften, distantieert hij zich ervan - hij kan,vanuit een zekere distantie - ook 'Ja' zeggen tegen die driften. Tenslotte betekent dit juist het menselijke aan de mens: dat de mens zich van driften kan distantiëren en zich er niet
mee hoeft te identificeren - iets dat het dier nooit zal kunnen, alleen al omdat het dier zich niet kan identificeren - het is identiek eraan. Het dier 'heeft' zijn driften niet- het dier 'is' zijn driften.’ (Frankl,1998).

Binnen de menselijke psyché onderscheidt Freud het Id (Es), het Ego (Ich) en het Superego (Überich). Het Id is de bron van de driften en verlangens, een energetisch veld waar geblokkeerde energieën tot geestesziekten kunnen leiden. Deze energieën kunnen weliswaar verplaatsen, maar zij kunnen niet zonder meer oplossen. Zij vergen altijd een uitlaat. De energievorm van de driften noemt Freud libido die zich aan allerlei objecten kan hechten. Het Ego is het deel van de persoonlijkheid dat deze driften en verlangens beheerst.
Het bewustzijn censureert de lust en brengt haar in overeenstemming met de realiteit. In Das Ich und das Es (1923) laat Freud het primaat van het Onbewuste en de exclusieve bepaling van seksuele driften los. In plaats van één primaire drift de seksuele stelt Freud nu dat er een tweetal primaire driften is: een levensdrift (eros) en een doodsdrift (thanatos).

Als psychoanalyticus deed Adler onderzoek naar eventuele processen in het onbewuste en bewuste die de persoonlijkheid zouden maken tot wat zij is. Hij ontwerpt het concept van de “Individual psychologie”; sterke gevoelens van minderwaardigheid en onzekerheid die voortkomen uit reële of ingebeelde tekorten. Ook geloofde hij dat de sterkste menselijke drijfveer het verlangen naar 'superioriteit' is en hij wees op het belang van gemeenschapszin.


Beide psychologische filosofieën hebben in later de basis gelegd voor de ideologie van het Nazi Rijk. Hierin werd de mens tot niets meer gereduceerd dan een zielloos beest. 

Keuzes van het Leven


LogotherapieFrankl stelt dat de mens in de meest moeilijke tijden keuzen kan maken naar op het niveau van de objectieve werkelijkheid. Het leven bevraagt de mens en houdt hem verantwoordelijk. De alledaagse keuzen hebben een pragmatische uitwerking in het leven De waarde van hetgeen men creëert, en waartoe men slaagt vormt een belangrijke bron van psychische en/of geestelijke voldoening.
Esthetische ervaringswaarden als de schoonheid in de schepping zijn als Hogere reflecties te midden van eigen recreëren.

De keuzen die men in het leven maakt staan vaak in relatie tot de ultieme betekenis en kunnen betekenis als geloof, hoop en liefde uitdragen. De mens heeft de vrijheid om ten opzichte van de uitdagingen van het leven een mentale/geestelijke instelling te kiezen.

In het licht van de ultieme betekenis *Zelfverwerkelijking met de wereld om hem heen* wordt de cliënt dus een scala van hulpbronnen geboden die hij potentieel kan benutten om zijn leven betekenis te geven. De hulpverlener heeft de taak te anticiperen op de zoektocht en de ontdekkingstocht van de cliënt naar betekenis en verantwoordelijkheid.
In betrokkenheid met de cliënt kan de hulpverlener participeren in de pragmatische uitwerking van betekenis willen geven en verantwoordelijk willen zijn door met de cliënt competentie- en behandeldoelen te realiseren.